zaterdag 19 november 2016

Over differentiatie in de klas en professionalisering 2

Duurzaam differentiëren: een mogelijke structuur

Toen ik een paar jaar geleden voor het eerst over ‘duurzaam toetsen’ las, wist ik niet zo goed wat ik me daarbij voor moest stellen. Ik associeerde ‘duurzaam’ met recycling, groene stroom, hybride auto’s, duurzaam voedsel, etc., niet met toetsen.
Maar het werd me snel duidelijk wat ermee bedoeld werd: hoeveel weten de leerlingen nog van de kennis en vaardigheden waarop ze op een gegeven moment getoetst worden na een week, een maand, een jaar? Als ze het al gauw vergeten zijn, niet meer beheersen, heb je niet duurzaam getoetst.
Wil je dat wel doen, dan zal er niet zozeer in je toetsen, maar vooral in je lesgeven moeten veranderen!

Duurzaam differentiëren is dat er iets wezenlijks verandert in het lesgeven van docenten, in de kijk van de school op inclusief onderwijs.
In gesprekken met docenten over differentiatie zijn er grofweg vier soorten reacties te horen. Dat zijn deze vier:

  •        Differentiëren? Dat doe ik al!
  •        Differentiëren? Waar is dat voor nodig?
  •        Differentiëren is zo moeilijk! Ik kan het niet!  Ik weet niet hoe het moet!?
  •        Differentiëren? Ja, ik wil het leren, vertel me hoe ik het moet doen!

Als je zo reageert en je krijgt allerlei technieken en werkvormen voorgeschoteld, zoals de recepten in een kookboek, is de kans groot dat een docent iets uitprobeert aanwezig, maar niet zo groot.
En verandert dan zijn lesgeven voorgoed? Is er sprake van ‘duurzaam differentiëren’?
Nee, daarvoor is differentiëren niet alleen te complex, er is bovendien een andere mindset voor nodig dan tot nog toe.

Ik kom daar in volgende berichten nog op terug, maar de complexiteit en integraliteit komen  naar voren in het volgende structuurschema van Carol Ann Tomlinson:


Geen opmerkingen: