zaterdag 17 september 2011

Over vakdidactiek


De aanleiding tot dit bericht is heel persoonlijk. Sinds augustus van dit jaar ben ik voor een dag in de week werkzaam bij de lerarenopleiding Engels van de Hogeschool Utrecht.
Ik zal de lezer niet vervelen met hoe ik daar nou terecht ben gekomen, maar (hopelijk) boeien met zaken die ik daar ontdek en het waard vind met je te delen.

Vanuit mijn baan als beleidsmedewerker (generalist) die weer voortkwam uit een onderwijsbaan voor de klas als docent Engels (specialist), mag ik me weer deels aan mijn oude liefde wijden, Engels. En nog wel aan het allerleukste aspect: vakdidactiek.

Als apart vak had ik dat natuurlijk niet eerder gegeven, hoewel bij de workshops die ik vroeger voor het CPS gaf en bij de enkele training die ik nu nog als beleidsmedewerker wel eens geef het daar wel vooral op neer kwam.
Ik besefte nu dat ik me nooit echt zo had afgevraagd wat de essentie van vakdidactiek nou eigenlijk was.

Wikipedia zegt het volgende over didactiek:
“Didactiek is de wetenschapsdiscipline die zich bezig houdt met de vraag hoe kennis, vaardigheden en leerhoudingen of attitudes door een leerkracht kunnen worden onderwezen aan leerlingen/studenten.
Tegenover de didactiek (leer van het onderwijzen) staat de mathetiek (leer van het leren). Men maakt onderscheid tussen algemene didactiek en vakdidactiek. Beide zijn theoretisch van aard (cursivering van de auteur).”
Over vakdidactiek volgt dan nog:
“Hier legt men uit hoe een bepaald vak het best wordt geleerd met vakspecifieke leermiddelen. Ook het begeleiden (het juiste moment, de juiste plaats, de juiste voorbereiding en instructie) van de vakgebonden stage in een opleiding hoort bij de vakdidactiek.”

Ik denk dat Wikipedia ernaast zit met de toevoeging “Beide zijn theoretisch van aard.”
Tenslotte kennen we allemaal deze uitspraak:
“Theorie zonder praktijk is voor genieën en praktijk zonder theorie is voor gekken en dwazen (Tex Gunning)”

Veel studenten ervaren de colleges vakdidactiek als 'theoretisch' heb ik begrepen. Maar ik kan me uit mijn tijd voor de klas nog levendig herinneren dat ik merkte dat mijn collega's een oefening uit het werkboek afkeurden, waarbij de leerlingen grammaticaal foute zinnen kregen voorgeschoteld, waaruit ze de fouten moesten halen. De leerlingen zouden het risico lopen dat ze 'de fouten zouden inslijpen'. Als ik op dat moment zou hebben gevraagd: 'Waaraan ontleen je die overtuiging?' zouden ze niet met de onderliggende theorie van het behaviorisme als leertheorie zijn aangekomen, waarin het aanbod van correct materiaal een uitgangspunt is. Toch gaat dagelijkse praktijk vaak terug naar theoretische concepten. Als je je daar niet van bewust bent, kun je die theorie ook niet ter discussie stellen, bijvoorbeeld door te kijken of het geen achterhaald concept is, of aan de voorwaarden waaronder de theorie opgeld doet binnen jouw context wel wordt voldaan, of iets dergelijks.

Dat betekent voor mij dat een vakdidactische benadering van het lesgeven inhoudt dat je de praktijk bekijkt en probeert te relateren aan de theorie. Of andersom dat je theorieën bespreekbaar maakt door te kijken onder welke voorwaarden ze in de praktijk werken. Er is niets beperkter dan de theorie sec te nemen en trachten ze zonder meer toe te passen in jouw praktijk, in jouw context.

Met andere woorden: vakdidactiek is volgens mij het voortdurend bruggen slaan tussen praktijk en theorie door methodisch te handelen m.b.t. lesgeven.

(Voor het plaatje ben ik dank verschuldigd aan Wim Taks.)