donderdag 18 oktober 2007

Hoe hou je het leraarschap een beetje leuk?

De kans dat je in het onderwijs bent gegaan omdat je je vak(specialisatie) zo leuk vond, is groot. Ik vond Engels leuk en dat Engels studeren lesgeven betekende, op een school werken, dat was iets voor later. Eerst maar eens lekker studeren……

En de opmerking van een van mijn professoren: ‘we willen anglisten van u maken!...’ was dan ook koren op mijn molen. Pas veel later begreep ik dat die mentaliteit nog voor veel problemen zou zorgen.

Het overgrote deel van de mensen werkzaam in het voortgezet onderwijs, beschouwt zich als vakspecialist. En je beroep, is dat iets anders?

Ik heb mensen gekend die zeiden dat ze zich niet thuis voelden op het mavootje waar ik leraarde omdat ze ´er zo weinig van hun vak kwijt konden´. En ze gingen dan naar havo of vwo om daar les te geven.

En ik heb mensen gekend die absoluut niet meer dan twee brugklassen wilden hebben in een jaar omdat ze bij meer brugklassen ‘dan weer steeds hetzelfde verhaal afdraaiden’.

Ben je pas tevreden als je veel van wat je op de universiteit of de lerarenopleiding gehad hebt, stopt in een monoloog die je vervolgens in de les afdraait? En de volgende les een heel ander, maar zeker zo moeilijk verhaal?

Ik weet het, het voorgaande schildert karikaturen, maar is een leerling niet juist altijd interessant omdat hij of zij op een net iets andere manier met wat jij of het boek aandraagt, omgaat?

Is het niet hartstikke leuk om uit te vinden wat de ingang voor dat specifieke kind is, hoe je hem of haar kunt boeien en ook nog iets duidelijk maken?

Ja, als onderwijs voor jou ‘een verhaal afdraaien’ is, dan wil je wel uitgekeken raken op die rijtjes al of niet opzichtig geeuwende kinderen.

Aan de andere kant, als leraren horen dat ze niet voortdurend frontaal-klassikaal les moeten geven, betekent dat vaak dat ze zich geroepen voelen de leerlingen de gelegenheid te geven om stilletjes uit hun boek te werken, sommen, opgaven e.d. Maar, een leraar vindt dat hij zijn opleiding niet heeft gevolgd om met de handen op de rug langs stil werkende kinderen te lopen en bij een vraag stilzwijgend naar het antwoordblad te wijzen dat op stapeltjes voor de klas ligt. Hij wil zijn verhaal kwijt. Dat is wel eens de klacht bij de nadruk op zelfstandig werken. Op die manier ontstaat er ook geen dialoog met een individuele leerling. Als die wel ontstaat, in interactief onderwijs, en als de insteek in die dialoog is ‘hoe leer je?’ en niet het geven van louter vakspecifieke antwoorden, zijn we misschien minder met ons vak bezig, maar meer met ons beroep.

Kortom, willen we het beroep leuk houden, dan moeten we ons vak een beetje vergeten.

dinsdag 16 oktober 2007

Zo alleen...


Ik was onlangs bij de dokter. Ik had al een tijdje last van een kuchje, dat maar niet weg wilde. We raakten na het onderzoek in gesprek en hij vertelde me dat hij eigenlijk met zijn collega’s in het Gezondheidscentrum waar hij werkte nauwelijks contact had. Hij zag zijn collega’s zelden en besprak wel eens in het voorbijgaan een lastige patiënt of diagnose, maar van enige structuur in het overleg was geen sprake. Ze hadden het allemaal ook zo druk dat ze nauwelijks wisten dat ze leefden, laat staan dat ze ertoe kwamen interessante gevallen te bespreken of elkaar feedback te geven.

Op mijn vraag of hij dan de nodige vakbladen las om toch zijn vakkennis op peil te houden en of hij wel eens naar een congres toe ging, lachte hij wat smalend en gaf me te kennen dat hij na twintig jaar ervaring als huisarts toch zeker wel wist hoe hij zieke mensen moest genezen. En bovendien, voegde hij er aan toe, had hij voor het soort theoretische flauwekul dat zogenaamde experts hem daar voorschotelden toch geen tijd en geduld.

Nee, hij prees zich gelukkig als hij het eind van de week weer gehaald had zonder overspannen te raken.

Ik werd er wat onrustig van, want dit was toch de man die me zojuist had verteld dat er met dat kuchje niets aan de hand was. Dat het gewoon een virale infectie was die voor een geïrriteerde luchtpijp zorgde en die moest slijten. Typisch een geval waar hij niets aan kon doen, weet je wat, hij schreef wel een hoestdrankje met codeïne voor om de irritatie wat weg te nemen. Zo was het consult gegaan.

Voorzichtig vertelde ik hem dat ook mijn zwager door een soortgelijk kuchje was geplaagd en dat zijn huisarts hem daarvoor behandeld had met een nieuw medicijn dat hele goede resultaten bleek op te leveren. Dit was een boodschap die hij duidelijk niet van mij verwacht had en ook niet wilde horen. Hij raakte er ontstemd door en verontwaardigd beet hij me toe: “Wat nou nieuw medicijn?! Ik kan toch wel een diagnose stellen zeker? En u hebt gewoon een virale infectie! Zo doe ik het al jaren en, ik mag wel stellen, met veel succes! Heb ik het al die jaren dan fout gedaan? Dat gaat u me toch niet vertellen zeker? Wacht nou maar af, dat nieuwe medicijn zal over een tijdje gebakken lucht blijken en weest u dan maar blij dat ik niet in die nieuwlichterij ben getrapt!”

Het ergste van deze situatie leek me het isolement waar die dokter in verkeerde. Het isolement, dat hem deels was opgedrongen doordat hij, eenmaal gekozen, het zo druk had dat hij geen tijd meer had om zijn praktijk zo te organiseren dat hij het minder druk kreeg. Zodat hij voor zijn beroepsidentiteit geheel en al was gaan vertrouwen op zijn praktijkkennis en -om maar niet met ‘theoretische flauwekul’ te worden geconfronteerd die zijn praktijkkennis zou kunnen nuanceren- deels zelf voor dat verschrikkelijke isolement gekozen had.

Ben ik even blij dat ik geen arts ben, maar in het onderwijs zit……