
Een van die
elementen was bekijken,
terugkijken en overdenken – goed en nauwkeurig kijken naar wat leerlingen doen en
luisteren naar wat ze over het werk zeggen; de observaties gebruiken om
leerlingen betere strategieën om te leren aan te reiken; de wereld leren zien
door de ogen van de leerlingen; aan de leerlingen vragen wat werkt en wat beter
zou kunnen werken.
Teruggrijpend naar een eerder bericht (10-10-2016) waarin ik
stel dat, voordat hij met lesgeven begint (‘Zoek blz. 124 eens op in je boek,
daar beginnen we vandaag.’) de docent eerst een ‘diagnose’ moet stellen,
praten we verder over voorkennis.
Het belang van voorkennis is
al heel lang bekend. Sommige onderzoekers zeggen dat wat een leerling in een
les leert voor 70-90% wordt bepaald door de voorkennis van de leerling. Meestal
richten we ons daarbij op de inhoudelijke
voorkennis: ‘Wat weet je al van dit onderwerp?’
Maar de aspecten van het zelfbeeld (de op zichzelf gerichte processen bij een leerling) die hierbij een rol spelen, daar staan we niet vaak bij stil.
Het gaat dan om de ijsberg onder de waterspiegel.
Maar de aspecten van het zelfbeeld (de op zichzelf gerichte processen bij een leerling) die hierbij een rol spelen, daar staan we niet vaak bij stil.
Het gaat dan om de ijsberg onder de waterspiegel.
Hattie, (Leren zichtbaar maken, Bazalt Educatieve
Uitgaven, blz. 64-70) noemt bijvoorbeeld een aantal aspecten van dit zelfbeeld
van de leerling:
·
Self-efficacy is het
vertrouwen of het geloof dat we hebben in onszelf om te slagen in het leren.
·
Zelfbeperking ontstaat als leerlingen belemmeringen
of problemen aanvoeren die ze de schuld geven voor hun falen, zoals
uitstelgedrag of het overdrijven van problemen.
·
Zelfmotivatie kan het gevolg zijn van intrinsieke of
extrinsieke beloningen – is het leren zelf dat bevrediging geeft (intrinsiek)
of zijn de bijkomende gevolgen de bron van bevrediging (extrinsiek)?
·
Beheersing - Leerlingen richten zich op de
ontwikkeling van vaardigheden en zien kundigheid als iets dat door veel inzet kan worden bereikt, of juist Prestatie - Leerlingen willen hun
vaardigheden in het bijzonder laten zien door het beter te doen dan hun
klasgenoten en zien kundigheid als
een vast gegeven en niet als iets dat kan veranderen.
·
Sociaal gedrag - Leerlingen zijn vooral bezorgd over
de wisselwerking en de relatie met anderen in de klas.
·
Afhankelijkheid – Onafhankelijk of juist afhankelijk
zijn van aanwijzingen van volwassenen, slaafs alles doen wat de leraar zegt,
waardoor ze niet leren hoe ze zichzelf kunnen reguleren, monitoren en
evalueren.
·
Zelfkleinering en verkeerd zelfbeeld – Leerlingen wijzen informatie als
prijzende woorden, straf en feedback af als niet waardevol, niet juist of
onbelangrijk.
Bijvoorbeeld: Een leraar zegt tegen een leerling dat hij het heel goed doet, maar de leerling verwerpt de feedback omdat hij vindt dat:
Bijvoorbeeld: Een leraar zegt tegen een leerling dat hij het heel goed doet, maar de leerling verwerpt de feedback omdat hij vindt dat:
o
De
leraar altijd hetzelfde zegt
o
De
leraar alleen probeert hem op z’n gemak te stellen
o
De
leraar het werk wel netjes vindt, maar dat het niet goed hoeft te zijn.
·
Zelfperfectionisme – Bijvoorbeeld: We kunnen onszelf
normen opleggen die zo veeleisend zijn dat, als we er niet aan voldoen, we het
als falen zien.
·
Hopeloosheid - De leerling die verwacht dat voor hem
niets te bereiken is en dat hij ook niets aan de situatie kan doen.
Hattie heeft deze aspecten verder
uitgewerkt en toegelicht dan ik hier weergeef.
Het lijkt duidelijk dat al deze aspecten het leren en presteren van leerlingen
zwaarwegend beïnvloeden. Als een docent ze niet herkent, er niet aan sleutelt
of ze negeert, kan hij nooit een effectieve docent zijn.