dinsdag 25 september 2007

Credo

Soms als ik met docenten over vernieuwing praat, wijzen ze op het belang van basiskennis en basisvaardigheden, alsof onderwijsvernieuwingen daaraan voorbij zouden gaan. Ik onderschrijf het belang van kennis, simpelweg omdat er zonder kennis geen vaardigheden bestaan, van vaardigheden omdat zonder vaardigheden er nooit adequaat gehandeld zal worden. Wel vraag ik me af of ze met basiskennis en basisvaardigheden hetzelfde bedoelen als ik. Zo kan ik me herinneren dat ik, jaren geleden toen ik meeschreef aan een onderbouwleergang voor Engels, vreemd aangekeken werd toen ik mijn mening gaf dat je in drie jaar onderbouw niet noodzakelijkerwijs de gehele grammaticale canon hoeft te behandelen. Uit de reacties van de andere auteurs, bleek dat ze dat vloeken in de kerk vonden. Ik hoop dat het onderwijswereldje (dat is groter dan docenten alleen) ook naar basiskennis wil kijken met de toekomst voor ogen: als je iemand opleidt tot timmerman, zullen zijn werkzaamheden als timmerman nog dezelfde zijn als vroeger of zelfs als nu? Of zal hij in een andere beroepscontext werken, waarvoor nodig is dat samenwerkingsvaardigheden, inzicht in andere vormen van techniek en hoe ze in verhouding staan tot houtbewerking, alsmede leren-leren-vaardigheden tot de 'basiskennis+basisvaardigheden' behoren?
En als we ons realiseren dat leerlingen die nu op school zitten deels in beroepen terechtkomen die nu nog niet bestaan, hoe kijken we dan tegen onze opleidingen aan?

Een spiritueel antwoord haal ik uit een lang gedicht van Kahlil Gibran, een Perzische dichter die een groot deel van zijn leven in de Verenigde Staten heeft geleefd en gewerkt.
Met het praktische antwoord worstel ik in mijn dagelijkse praktijk.

Een vrouw met een kind aan haar boezem zei:
Spreek tot ons over kinderen.
En hij sprak:

Uw kinderen zijn uw kinderen niet.
Ze zijn de zonen en dochters van de Hunkering van het leven naar zichzelf.
Ze komen door u, maar zijn niet van u.
En alhoewel ze bij u zijn, behoren ze u niet toe.
U mag hun uw liefde schenken, maar niet uw gedachten.
Want ze hebben hun eigen gedachten.
U mag hun lichamen een huisvesting geven, maar niet hun ziel.
Want hun zielen vertoeven in het huis van morgen, dat u niet kunt bezoeken, zelfs niet in uw dromen.
U kunt proberen als hen te zijn, maar maak ze niet gelijk aan u.
Want het leven gaat niet terug noch draalt het bij gisteren.
U bent de boog waarmee de kinderen als levende pijlen voortgezonden worden.
God die de boogschutter is, ziet het doel op het oneindige pad, en Hij buigt u met al Zijn macht, zodat Zijn pijlen ver gaan.
Laat u met b
lijheid buigen, want op dezelfde manier als dat Hij zijn pijlen liefheeft, zo heeft hij ook de boog lief, die stabiel is om de pijlen mee af te schieten.

Kahlil Gibran, uit: De Profeet

Geen opmerkingen: