
En als we ons realiseren dat leerlingen die nu op school zitten deels in beroepen terechtkomen die nu nog niet bestaan, hoe kijken we dan tegen onze opleidingen aan?
Een spiritueel antwoord haal ik uit een lang gedicht van Kahlil Gibran, een Perzische dichter die een groot deel van zijn leven in de Verenigde Staten heeft geleefd en gewerkt.
Met het praktische antwoord worstel ik in mijn dagelijkse praktijk.
Een vrouw met een kind aan haar boezem zei:
Spreek tot ons over kinderen.
En hij sprak:
Uw kinderen zijn uw kinderen niet.
Ze zijn de zonen en dochters van de Hunkering van het leven naar zichzelf.
Ze komen door u, maar zijn niet van u.
En alhoewel ze bij u zijn, behoren ze u niet toe.
U mag hun uw liefde schenken, maar niet uw gedachten.
Want ze hebben hun eigen gedachten.
U mag hun lichamen een huisvesting geven, maar niet hun ziel.
Want hun zielen vertoeven in het huis van morgen, dat u niet kunt bezoeken, zelfs niet in uw dromen.
U kunt proberen als hen te zijn, maar maak ze niet gelijk aan u.
Want het leven gaat niet terug noch draalt het bij gisteren.
U bent de boog waarmee de kinderen als levende pijlen voortgezonden worden.
God die de boogschutter is, ziet het doel op het oneindige pad, en Hij buigt u met al Zijn macht, zodat Zijn pijlen ver gaan.
Laat u met blijheid buigen, want op dezelfde manier als dat Hij zijn pijlen liefheeft, zo heeft hij ook de boog lief, die stabiel is om de pijlen mee af te schieten.
Kahlil Gibran, uit: De Profeet
Geen opmerkingen:
Een reactie posten